Claudia Maser
Alleen
De stewardess lachte maar ik zag haar ongeduld. We hadden haast. Zo vriendelijk mogelijk werd de kudde naar de slurf gedirigeerd. Het kon beginnen. Ik was vanmorgen om 7 uur thuis weggereden en nu was het inmiddels 13.50 uur. Ik ademde diep door. Het zou de eerste keer worden dat ik alleen zou vliegen, alleen in het hotel aan zou komen, alleen zou eten. 'Stop! Janine', hoorde ik Tom in gedachten zeggen. 'Je kunt dit'. We hadden er in zijn laatste weken over gesproken. Samen hadden we deze vakantie voor mij uitgezocht zodat ik iets zou hebben om naar uit te kijken. Precies een jaar na zijn sterfdag zou ik vertrekken naar een wellnesshotel met yoga, meditatie en leuke tripjes waar ik me voor in kon schrijven. Die avond hadden we voor het laatst gevreeën. Daarna ging het snel bergafwaarts en lagen we alleen nog heel dicht tegen elkaar aan. Tom had business class geboekt. Ik protesteerde, gaf me over en nu was ik blij met zijn besluit. Met een glimlach kreeg ik een glas champagne en een zachte deken aangereikt. Al snel dommelde ik weg en pas toen een vriendelijke steward me aantikte werd ik wakker. We waren nog maar vier jaar getrouwd toen we in het gezicht van de neuroloog de nachtmerrie zagen. We waren acht jaar samen en blij met elkaar. We hadden nog zoveel te dromen. Vanuit het raampje in de taxi herkende ik in de verte het hotel van de website. Het was inderdaad prachtig, kleinschalig op een berg. Geen lallende jeugd, disco's en proppers maar serene rust, fakkels op de oprit, krekels en een blauw verlicht zwembad. Bij de receptie werd ik verwelkomd en naar mijn kamer begeleid. De lichten waren al aan. Op een tafeltje stond een bos rode rozen met een kaartje er naast. Ik draaide me verbaasd om maar ik was al alleen. Mijn hart nam een kleine pauze toen ik het las, 'Geniet liefste Janine. In gedachten ben ik bij je. Voor altijd, je Tom.' Hij moest dit diezelfde avond geregeld hebben, toen ik onder de douche stond en met een spons in mijn mond naar de douchekop schreeuwde. Ik veegde mijn wangen voor de duizendste keer droog en liep naar het balkon. Het was al bijna donker maar nog warm. Wat had ik graag een kind van hem gekregen, zijn genen in mijn buik, op mijn buik en aan mijn borst. Ik ademde diep door en keek mijn kamer rond. Mooi maar beklemmend eenzaam. Slordig schudde ik mijn rugzak leeg op het bed, opende de kastdeuren en werd opgeschrikt door het kloppen op mijn deur. Een medewerker van het hotel lachte vriendelijk, bood zijn arm aan en vertelde dat de tafel gedekt was. Wat verlegen liet ik me meevoeren en nam plaats aan een prachtig gedekte tafel. Wederom kreeg ik een glas champagne en een romige amuse van tonijn en wasabi. 'Een roos van Tom', vertelde de ober, in een vaasje op tafel. Hij had zelfs het menu uitgezocht. De bediening trakteerde me op aandacht en lachjes. Later op mijn kamer zat er een zacht bruine beer met een hartje op de rechterkant van het bed. Echt Tom, om me zelfs in zijn toestand te overladen met liefde en romantiek. Ik voelde me geliefd en voor eeuwig verbonden. De dagen liepen in elkaar over net als de liefdesverklaringen en kleine attenties verstopt in de dag. Het ging goed, ik was de eenzaamheid de baas, ik maakte contact met andere gasten, liet me verwennen door de zon en schudde de zwarte rouw van me af. De vijfde dag werd er een brief onder mijn deur geschoven, ik herkende direct het handschrift van mijn liefste. 'Mooie vrouw, mijn liefste Janine, Ik hoop dat je een heerlijke week hebt en dat je met mij geniet. Wanneer je wil ligt er bij het UMC Utrecht nog een cadeau. 3 buisjes van mij, alleen voor jou. Alleen voor ons. Vraag naar gynaecoloog Timmers. Denk er rustig over na. Je Tom.'
Nadenken deed ik zeker, ik dacht aan niets anders meer. Overal zag ik moeders met een baby of een huppelende kleuter aan hun hand. Twee dagen later vloog ik wederom business class en kreeg ik weer een zacht dekentje met een glaasje bubbels. Deze keer sliep ik niet. Ik voelde me licht in mijn hoofd toen ik via de roltrappen naar buiten liep en een taxi aanhield. 'Naar het UMC Utrecht alsjeblieft. Ik heb om 15.00 uur een afspraak.' Met grote passen liep ik door de witte gangen en na 10 minuten werd ik binnengeroepen.
Dr Timmers was een aardige man die me al verwacht had. Ik onderbrak zijn verhaal over de behandeling en wat er allemaal op korte termijn gebeuren moest. 'Sorry, ik wil de buisjes hebben maar zonder behandeling.' Hij keek me aan, slikte zijn woorden en verbazing in en liep weg. Enige tijd later kwam hij terug met een koker waar drie bevroren buisjes in zaten. 'Ze zijn nog niet ontdooit', zei hij en keek me doordringend aan alsof hij mijn mentale vermogens wilde checken. Zonder iets te zeggen nam ik de koker uit zijn hand en schudde de drie buisjes in mijn zak. Met een knikje liep ik zijn kantoor uit, de gangen door, de draaideur uit en toen kreeg ik lucht. Ik keek naar de glazen buisjes die langzaam ontdooiden door de warmte van mijn lijf. Achter me het ziekenhuis waar we zo vaak waren geweest, de bankjes waar we elkaars handen fijn hadden geknepen en de emoties hadden weggedrukt totdat we alleen waren. De bomen zouden doorgroeien, het zou winter worden, en weer lente. Alles zou doorgaan. Ik besloot om geen taxi te nemen maar om onze laatste reis samen te lopen. Na 1,5 uur bereikte ik de begraafplaats. Op zijn graf veegde ik wat blaadjes weg en knielde neer. De drie buisjes met het voor mij zo bekende zaad, goot ik leeg in een kuiltje. Langzaam nam de aarde wat niet van mij was. Ik maakte een minigraf met minibloempjes voor het kind wat niet zou zijn en ging weer staan.
'Dag Tom, jij bent er niet meer.' Ik bleef nog een tijd staan, draaide me om en liep naar mijn huis.