Claudia Maser
Jacoba, 6 maart 1417
Vandaag heb ik een onweerstaanbare drang om me te uiten op papier. Ik ben nu voor de tweede keer in blijde verwachting. Mijn buik begint al stevig te bollen en gisteren voelde ik zelfs een klein schopje onder mijn navel. Jean verheugt zich op een zoon en ik hoop dat deze wens in vervulling gaat. Helaas zweeft er ook een grote donkere wolk boven ons geluk. Jean voelt zich al enige tijd niet goed. Hij is zo wit als de schimmel op het vergeten bier in de kelder en heeft grijze zakken onder zijn ogen. We doen geen oog dicht want in de nacht grijpt mijn liefste schreeuwend naar zijn oren en roept woorden in een vreemde taal.
De heelmeester probeert deze ziekte te bedwingen door de sterren te lezen maar zelfs de mooiste ster heeft er nog niet voor gezorgd dat Jean weer helder uit zijn ogen kijkt. Gisteren kwam de wijsgeer zelfs met een urinewiel naar ons huis. Ik had dit nog niet eerder gezien en keek beschaamd weg toen hij een slokje van mijn man's ochtendplas nam. Er werd te veel zwarte gal geconstateerd, dus nu weten we al weer iets meer. Later hoorde ik hem zeggen dat die gal via aderlating zo spoedig mogelijk zijn lichaam dient te verlaten. Ik begrijp er niets van en zie steeds een zwarte smurrie door de bloedbaan trekken, maar vader knikte alsof hij er ook verstand van had. Vanaf nu wachten we met spanning op de juiste maanstand en de genade van de Heer.